Oriënteer je op de mogelijkheden om emissies te beperken.
‘Begin waar het kan’, is de duidelijke boodschap die Dick van Aalsburg van Van Aalsburg B.V. meegeeft als het gaat om duurzaam draaien. ‘We hoeven vandaag niet 100% emissieloos te zijn, maar het komt er wel aan. Zowel voor opdrachtgevers als opdrachtnemers betekent dat: oriënteer je op de mogelijkheden om emissies te beperken.’ Bijvoorbeeld door de inzet van HVO.
Het familiebedrijf uit Hellouw (Betuwe) staat volgens Dick ‘met de voeten in de klei, het water en de wilgen’ en is gespecialiseerd in bodem- en oeverbescherming. “We hebben het ambacht rijswerker nieuw leven ingeblazen en een helder doel: de 1 miljoen m2 geotextiel die per jaar gebruikt wordt te decimeren en vervangen voor circulaire producten op basis van jute, wol en in de toekomst vlas en brandnetels.” Daarnaast zet hij zich in om beschoeiingen met wilg te realiseren. ‘Dat is niet alleen milieuvriendelijker, maar ook goedkoper’, voegt Dick eraan toe. Een win-win-situatie dus, maar hij ervaart ook beperkingen. ‘Wij willen wel innoveren, maar merken dat vernieuwing voor opdrachtgevers lastig is omdat het niet in de rekenmodellen past.’
Bij GWW-aanbestedingen constateert Dick daarnaast dat bij uitgevragen niet voldoende naar de markt en de mogelijkheden gekeken wordt. ‘Nog steeds worden 9 op de 10 aanbestedingen, ondanks een EMVO-plan toch op de laagste prijs gegund. De gehanteerde wegingsfactoren zijn daar debet aan én bij de criteria wordt de lat vaak niet hoog genoeg gelegd, waardoor duurzame ondernemers zich onvoldoende kunnen onderscheiden.’ Maar ook andersom komt voor. “Afgelopen jaar maakten we bijvoorbeeld mee dat een ambitieuze tender werd teruggetrokken omdat het te duur werd voor de opdrachtgever, terwijl dit vooraf door een maximumprijs ondervangen kon worden.” Daarnaast moet het toezicht verbeteren. “Zo merken we onder andere dat om allerlei certificaten gevraagd wordt, maar de opdrachtgever tegelijk aangaf daar niet actief op de handhaven.” Een oplossing kan zijn om regels breder te interpreteren, maar veel actiever te controleren. En ten aanzien van de aanbestedingen meer aandacht te hebben voor milieuvriendelijke Stage V machines en de inzet van HVO.
Bij Van Aalsburg wordt veel gewerkt wordt met specialistisch materieel waarvoor geen elektrische opties voorhanden zijn. De praktische instelling ‘beginnen waar het kan’ vertaalde zich daarom in standaard draaien met HVO en investeringen in elektrificatie waar dat mogelijk is. Bijvoorbeeld in elektrische bootjes, elektrische bussen, ¾ van het handgereedschap werkt op een accu, er is een energiehub en volgend jaar rijdt de tweede elektrische rupskraan het terrein op. “Kinderziektes nemen we op de koop toe, in deze fase willen we vooral leren en ervaring opdoen.” Hierbij loopt Van Aalsburg bij het rijdend materieel – naast de beschikbaarheid van laadinfra en de beperkte actieradius - tegen specifieke problemen op. “Elektrische machines zijn aanzienlijk zwaarder. We werken bijvoorbeeld in het Waddengebied, elektrische machines hebben het zwaar in het Waddenslik. En voor onze drijvende kraan (met zijpontons) is elektrificeren ook nog geen optie.” Dick verwacht echter dat het landschap er over 5 jaar heel anders uit kan zien. “Bij iedere materieelinvestering kijken we of er duurzame alternatieven zijn. Nu is dat in 1/3 van de gevallen, over een paar jaar schat ik in dat voor ruim de helft van de machines een emissievrije variant op de markt is. Daarnaast volgen we de ontwikkelingen in waterstof op de voet, vooral voor zware en specialistische machines die in natuurgebieden werken is het van belang dat die technologie zich verder gaat ontwikkelen, zodat we samen onderweg kunnen naar een duurzame toekomst.’